Een visie op arbeid
Werken is een noodzakelijke en zingevende activiteit. Het zorgt voor inkomen, we ontlenen er een identiteit aan en het zorgt ervoor dat we onze talenten optimaal benutten (ontplooien). Maar niet iedereen werkt, en voor de werkende komt er een moment dat er gestopt wordt omdat de noodzaak verdwijnt (pensioen). Maar hoe zit het dan met zaken als zingeving, ontplooien en identiteit? Wat is het doel voor het leven als je niet (meer) werkt?
Werken heeft in eerste instantie een heel basale en noodzakelijke doelstelling. Je moet het land bewerken om voldoende voedsel te hebben. Een dak boven je hoofd is ook handig. Je ziet het in de natuur om je heen. Dieren zijn bijna de hele dag bezig om hun voedsel te verzamelen. Vogels vliegen in het voorjaar af en aan om een nest te bouwen en te zorgen voor voldoende voedsel voor hun kroost. Het kroost zelf groeit op en leert vliegen en fourageren. Dieren zijn ook druk om hun territorium voor soortgenoten af te bakenen. Vogels doen dat door het laten horen van hun prachtige gezang wat niets anders is dan aangeven: ‘hier woon ik en waag het niet deze grens te overschrijden’. Voor andere dieren is urine sproeien een probaat middel. Maar ook de eeuwige strijd van eten of gegeten worden is een dagelijkse activiteit. In de natuur is het enige doel ‘jezelf handhaven in je bestaan’, om in termen van Spinoza te spreken. Er is geen sprake van persoonlijke ontwikkeling of het gebruiken van talenten. Er is hooguit evolutie maar daar hoef je niet actief mee aan de slag.
Bij de mens is dat in eerste instantie niet anders. Ook wij moeten ons handhaven in ons bestaan door te zorgen voor ‘brood op de plank’ en een dak boven ons hoofd. Ook wij moeten ons territorium verdedigen: bouwen een schutting rond ons bezit, zetten een grote mond op of brengen afschrikwekkende tatoeages aan. Maar we zijn ook in staat om een strijd met de ander(en) aan te gaan als we vinden dat we in ons bestaan worden bedreigd. Ruzies in families en de voortdurende oorlogen zijn hier voorbeelden van.
Naast deze natuurlijke activiteiten heeft de mens nog een ‘opdracht’. In de filosofie wordt vaak gesproken over de opdracht zichzelf te ontplooien. Dat lijkt gekoppeld aan werk en begint al vroeg. Je leert een vak en gaat werken om zelfstandigheid te genereren. Je neemt verantwoordelijkheid voor een baan en/of gezin en bent daar jaren druk mee in de weer. De een ontwikkelt zijn/haar talent op kantoor de ander ontwikkelt zijn/haar handvaardigheid en weer een ander gaat goed met mensen om. Als de partners beide werken betekent dit een druk leven maar je bent jong en kan veel aan. Maar we willen meer, al of niet ingegeven door de druk van de (prestatie)maatschappij. Je werkt niet alleen voor noodzakelijk levensonderhoud maar ook voor je (te hoge) hypotheek, auto, tweede huis, inloopkast en verre reis. Maar het zit niet altijd mee, er kunnen allerlei tegenslagen op je weg komen. Denk aan een gehandicapt kind, ziekte van jezelf je partner kind of ouders of ander menselijk leed. Tijdelijk accepteert een werkgever nog wel een afwezige werknemer maar op de lange duur gaat dat ten koste van je baan. Naast de stressfactor van de gebeurtenis is er de stress van het moeten doorwerken terwijl je eigenlijk niet meer kan. Je zou het liefst een tijd afstand willen nemen van die prestatiegerichte baan maar je gaat door, je moet door. Een burnout ligt op de loer. Een andere zware tegenslag is het verliezen van je baan, het maakt een einde aan werken en brengt je in een niet benijdenswaardige positie. Alle zekerheden verdwijnen, je leven staat op zijn kop en je kunt niet meer voldoen aan al je aangegane verplichtingen.
Dan is er nog een hele categorie mensen die vanwege geestelijke of lichamelijk handicap op de bank zitten, al of niet met een Wajong. In de huidige prestatiemaatschappij vallen ze uit de boot en kunnen alleen maar aan de slag met behulp van een slinkende pot subsidie. Hebben deze mensen geen talenten of capaciteiten, hebben ze geen behoefte aan inkomen, willen ze niet ’s-avonds voldaan thuiskomen na arbeid?
De selecte groep bewust niet-werkers zijn de koekoeken van de mensheid. Ze leggen hun ei in andermans nest en zijn niet bereid te werken voor hun nageslacht. Om te overleven parasiteren ze. Ook een methode maar niet erg sympathiek.
Als je dat allemaal hebt overleefd komt er een einde aan de arbeid, tenminste, zo hebben wij dat geregeld: oorspronkelijk 65 jaar nu 68 jaar (omdat we ouder worden en het ‘nietsdoen’ te duur wordt). Maar 65, 67 of 70, in feite belanden we op een zeker moment in een onnatuurlijke situatie. De noodzakelijke basale doelstelling van het leven lijkt niet meer aan de orde, laat staan noodzakelijk zijn en ertoe doen: maandelijks komt je AOW en pensioen binnen. Maar er blijft onrust in die oude lijven en geesten. Daarom bemoeien Oma’s zich met de opvoeding van de kleinkinderen onder het mom van oppassen. Daarom misbruiken bedrijven en instellingen de verveling van ouderen om vrijwilligerswerk aan te bieden: het ruilen van betaalde voor hunkerende onbetaalde krachten. Maar het geeft nog enigszins het gevoel noodzakelijk te zijn. De verkregen vrijheid, door niet meer te werken, hebben ze ingeruild voor vele verplichtingen. Zo geven ze invulling aan de noodzaak van het leven want natuurlijk gezien horen ze er eigenlijk niet meer te zijn: hun ‘taak’ zit erop.
Hoe kunnen we anders omgaan met de narigheid en onzekerheden dat werk met zich meebrengt? Het antwoord is kort en simpel maar het realiseren binnen het huidige liberale denken vereist een revolutie.
Het gaat om een leven lang noodzakelijk zijn en inspanningen moeten leveren die een beroep doen op onze natuurlijke ‘drift’ om in het bestaan te handhaven. Daarbij zijn economische regels niet leidend maar ondersteunend. Dat betekent een leven lang passend werk voor ieders talent of capaciteit, waarbij het loon fluctueert op basis van een aantal variabelen zoals persoonlijke behoefte, prestatie/inzet, gesitueerdheid maar ook op veranderende inhoud van het werk. Het progressieve carrière denken wordt vervangen door een meer op behoefte en omstandigheden gebaseerd denken. Dus ook niet meer een progressief beloningssysteem en niet uitsluitend op prestatie maar meer op inzetbaar talent. Op deze manier loopt beloning in de pas met de op leeftijd en levenspositie gebaseerde behoeftes, zowel financieel als qua zingeving. Talenten worden niet verspild en ieder mens levert, naar kunnen, een positieve bijdrage aan de maatschappij. De op progressief loon gebaseerde systemen en gebruiken, zoals pensioen en hypotheek, moeten op de schop. Dat betekent ook slimmer omgaan met arbeid, kapitaal en grondstoffen (natuur) en niet altijd maar denken in termen van groei. Er worden geen bevolkingsgroepen weggezet als ‘te duur’ en het algemene welbevinden van de mens neemt toe. Laten economen hier maar eens over nadenken en hun uitsluitend op groei gebaseerde systemen loslaten. Dit is overigens geen pleidooi voor de door de regering geïntroduceerde ‘participatiesamenleving’ want die is uitsluitend gebaseerd op economische en niet op menselijke principes (verkapte bezuinigingen). Mijn visie behelst een echte participatiesamenleving waaraan ieder mens deelneemt.
Met deze visie sluiten economische principes aan op de natuurlijke cyclus van de mens, inclusief zijn/haar gesitueerdheid, met al zijn ups en downs. Het voorkomt veel verspilling en leed en niet alleen als het om werk gaat (denk aan het milieu). Voorwaarde is dat we radicaal anders moeten denken over het inzetten en gebruiken van menselijke talenten en capaciteiten en niet meer economische groei zien als basis voor welvaart en welzijn. Menselijk geluk is niet gelegen in ‘meer’ maar in ‘intensiever’ of ‘beter’ en ‘noodzakelijk zijn’ of ‘ertoe doen’.